Aantal gevonden objecten : 10 (uit: 521)
|
|
|
Klik op object voor vergroting en meer informatie
1. |
|
Object: 0184
Medaille Avondvierdaagse Ermelo 2000
Beeldmateriaal -- Medaille (2000)
Voor- en achterzijde van avondvierdaagse medaille Ermelo 2000
Messing; 
|
|
2. |
|
Object: 0185
Medaille Avondvierdaagse Ermelo 2003
Beeldmateriaal -- Medaille (2003)
Voor- en achterzijde van de avondvierdaagsemedaille Ermelo 2003
Messing; 
|
|
3. |
|
Object: 0186
Medaille Avondvierdaagse Ermelo 2004
Beeldmateriaal -- Medaille (2004)
Voor- en achterzijde van medaille Avondvierdaagse Ermelo 2004
Messing; 
|
|
4. |
|
Object: 0187
Medaille Avondvierdaagse Ermelo 2005
Beeldmateriaal -- Medaille (2005)
Voor- en achterzijde van de medaille Avondvierdaagse Ermelo 2005
Messing; 
|
|
5. |
|
Object: 0188
Medaille Avondvierdaagse Ermelo 2006
Beeldmateriaal -- Medaille
Voor- en achterzijde van de medaille Avondvierdaagse Ermelo 2006
Messing; 
|
|
6. |
|
Object: 0189
Medaille Avondvierdaagse Ermelo 2007
Beeldmateriaal -- Medaille (2007)
Voor- en achterzijde van de Avondvierdaagse medaille Ermelo 2007
Messing; 
|
|
7. |
|
Object: 0190
Medaille Avondvierdaagse Ermelo 2010
Beeldmateriaal -- Medaille
Voor- en achterzijde van de Avondvierdaagse medaille Ermelo 2010
Messing; 
|
|
8. |
|
Object: 0297
Rijwielbelastingplaatje 1933-1934
Vervoermiddelen -- Fietsbelastingplaatje (1933) [Minister van financiën]
Eerste periode (1897-1919) Tussen 1897 en 1919 bedroeg de belasting twee gulden per jaar voor een eenpersoonsrijwiel en vier gulden voor een meerpersoonsrijwiel. Er was in deze tijd geen controle in de vorm van een fietskaart of iets dergelijks. De belasting was gekoppeld aan de personele belasting. Bij afschaffing van de belasting waren er in Nederland 861.500 belastbare fietsen. Tweede periode (1924-1941) Minister van financiën Colijn voerde in 1924 de rijwielbelasting opnieuw in. Hij zei "een dergelijke stap te betreuren, maar zij was noodzakelijk op grond van den treurigen staat van de schatkist". Op dat moment waren er in Nederland ruim 1,7 miljoen belastbare fietsen. De belasting gold voor het rijwiel en niet voor de houder. Om te bewijzen dat er voor de fiets was betaald moest een rijwielplaatje op of bij het stuur worden aangebracht. Deze plaatjes werden bij 's Rijks Munt geslagen en waren voor drie gulden bij het postkantoor te koop. Het geld ging eerst voor een deel en later in zijn geheel naar het Wegenfonds. Vanwege het grote aantal diefstallen van rijwielplaatjes mocht men deze vanaf 1933 ook zichtbaar op de linkerborst dragen, zodat ze niet op de onbeheerde fiets achterbleven wanneer deze geparkeerd stond. Het tarief werd in 1927, toen de inkomsten van deze vorm van belasting boven een miljoen kwamen, verlaagd naar fl. 2,50. Werklozen konden in de crisistijd een gratis rijwielplaatje krijgen, waarbij in deze plaatjes een rond gaatje was geponst ter controle, omdat het niet was toegestaan om met een gratis verstrekt plaatje op zondag te fietsen. In 1940 waren er 3,6 miljoen fietsen in Nederland, die samen zo'n negen miljoen gulden per jaar opbrachten. Dit had ook te maken met de Tweede Wereldoorlog. Particulier autogebruik was verboden. De bezetter maakte op 1 mei 1941 een einde aan de rijwielbelasting en het belastingplaatje. (Bron Wikipedia) Voor een website met alle rijwielplatjes klik hier
Messing; L=5.6cm, B=3.2cm ;
|
|
9. |
|
Object: 0298
Rijwielbelastingplaatjes 1938-1939
Beeldmateriaal -- Fietsbelastingplaatje (1938) [Minister van financiën]
Eerste periode (1897-1919) Tussen 1897 en 1919 bedroeg de belasting twee gulden per jaar voor een eenpersoonsrijwiel en vier gulden voor een meerpersoonsrijwiel. Er was in deze tijd geen controle in de vorm van een fietskaart of iets dergelijks. De belasting was gekoppeld aan de personele belasting. Bij afschaffing van de belasting waren er in Nederland 861.500 belastbare fietsen. Tweede periode (1924-1941) Minister van financiën Colijn voerde in 1924 de rijwielbelasting opnieuw in. Hij zei "een dergelijke stap te betreuren, maar zij was noodzakelijk op grond van den treurigen staat van de schatkist". Op dat moment waren er in Nederland ruim 1,7 miljoen belastbare fietsen. De belasting gold voor het rijwiel en niet voor de houder. Om te bewijzen dat er voor de fiets was betaald moest een rijwielplaatje op of bij het stuur worden aangebracht. Deze plaatjes werden bij 's Rijks Munt geslagen en waren voor drie gulden bij het postkantoor te koop. Het geld ging eerst voor een deel en later in zijn geheel naar het Wegenfonds. Vanwege het grote aantal diefstallen van rijwielplaatjes mocht men deze vanaf 1933 ook zichtbaar op de linkerborst dragen, zodat ze niet op de onbeheerde fiets achterbleven wanneer deze geparkeerd stond. Het tarief werd in 1927, toen de inkomsten van deze vorm van belasting boven een miljoen kwamen, verlaagd naar fl. 2,50. Werklozen konden in de crisistijd een gratis rijwielplaatje krijgen, waarbij in deze plaatjes een rond gaatje was geponst ter controle, omdat het niet was toegestaan om met een gratis verstrekt plaatje op zondag te fietsen. In 1940 waren er 3,6 miljoen fietsen in Nederland, die samen zo'n negen miljoen gulden per jaar opbrachten. Dit had ook te maken met de Tweede Wereldoorlog. Particulier autogebruik was verboden. De bezetter maakte op 1 mei 1941 een einde aan de rijwielbelasting en het belastingplaatje. (Bron Wikipedia) Voor een website met alle rijwielplatjes klik hier
Messing; L=5.6cm, B=3.2cm ;
|
|
10. |
|
Object: 0299
Rijwielbelastingplaatje 1939-1940
Beeldmateriaal -- Fietsbelastingplaatje (1939) [Minister van financiën]
Eerste periode (1897-1919) Tussen 1897 en 1919 bedroeg de belasting twee gulden per jaar voor een eenpersoonsrijwiel en vier gulden voor een meerpersoonsrijwiel. Er was in deze tijd geen controle in de vorm van een fietskaart of iets dergelijks. De belasting was gekoppeld aan de personele belasting. Bij afschaffing van de belasting waren er in Nederland 861.500 belastbare fietsen. Tweede periode (1924-1941) Minister van financiën Colijn voerde in 1924 de rijwielbelasting opnieuw in. Hij zei "een dergelijke stap te betreuren, maar zij was noodzakelijk op grond van den treurigen staat van de schatkist". Op dat moment waren er in Nederland ruim 1,7 miljoen belastbare fietsen. De belasting gold voor het rijwiel en niet voor de houder. Om te bewijzen dat er voor de fiets was betaald moest een rijwielplaatje op of bij het stuur worden aangebracht. Deze plaatjes werden bij 's Rijks Munt geslagen en waren voor drie gulden bij het postkantoor te koop. Het geld ging eerst voor een deel en later in zijn geheel naar het Wegenfonds. Vanwege het grote aantal diefstallen van rijwielplaatjes mocht men deze vanaf 1933 ook zichtbaar op de linkerborst dragen, zodat ze niet op de onbeheerde fiets achterbleven wanneer deze geparkeerd stond. Het tarief werd in 1927, toen de inkomsten van deze vorm van belasting boven een miljoen kwamen, verlaagd naar fl. 2,50. Werklozen konden in de crisistijd een gratis rijwielplaatje krijgen, waarbij in deze plaatjes een rond gaatje was geponst ter controle, omdat het niet was toegestaan om met een gratis verstrekt plaatje op zondag te fietsen. In 1940 waren er 3,6 miljoen fietsen in Nederland, die samen zo'n negen miljoen gulden per jaar opbrachten. Dit had ook te maken met de Tweede Wereldoorlog. Particulier autogebruik was verboden. De bezetter maakte op 1 mei 1941 een einde aan de rijwielbelasting en het belastingplaatje. (Bron Wikipedia) Voor een website met alle rijwielplatjes klik hier
Messing; L=5.6cm, B=3.2cm ;
|
|
Laatste wijziging binnen getoonde objecten: 30 oktober 2017
|